Voorkomen en aantalsontwikkeling

Veranderingen
In vergelijking met de vorige broedvogelatlas is geen wezenlijke afname in verspreiding te constateren. Het gridniveau van 5x5 km is hiervoor te grof. Dat er immers een afname heeft plaatsgevonden, staat wel vast.
In Denemarken (Thellesen 2000), Vlaanderen (Windig & Florus 1997), delen van Duitsland (Loske 1994, Schwartz & Flade 2000) en Groot-Brittannië (Marchant et al. 1990) wordt de afname sinds de jaren zeventig op 60-80% geschat. In Nederland zijn de aantallen eveneens drastisch gedaald, al lijkt de populatie vanaf de jaren negentig redelijk stabiel.
De veranderingen in landbouw en veeteelt sinds de jaren zeventig zijn sterk ten nadele van de Boerenzwaluw geweest. Verdwijning van kleine boerderijen met schuurtjes en open mestvaalten (belangrijke voedselbron, nu verboden) resulteert in verlies aan nestplaatsen en reductie van het voedselaanbod. Bedrijfsbeëindiging van melkveebedrijven wordt gevolgd door vermindering van het aantal broedparen en afname van de jongenproductie, zelfs indien de gebouwen toegankelijk blijven; afgenomen insectenaantallen door afwezigheid van vee zijn hiervan de oorzaak (Møller 2001). De omschakeling naar open ligboxenstallen speelt predatoren als Kerkuil, Steenuil en Ekster en nestverstoorders als Huismus en Spreeuw in de kaart. Daar waar maïs in de stallen aan het vee gevoerd wordt, treedt een sterke toename van Huismussen op. Deze nemen de nesten van Boerenzwaluwen in beslag, stelen nestmateriaal of gooien eieren en jongen uit de nesten. Ook zijn de broedsels in ligboxenstallen gevoeliger voor temperatuurschommelingen, waardoor in koudeperiodes sneller jongensterfte optreedt. De jaarlijkse jongenproductie in kleine broedruimtes is dan ook hoger dan in de moderne ligboxenstallen: gemiddeld 7,1 resp. 6,1 jongen per paar in 1992-2000 (BPN; normale jongenproductie is 6-7,8 jongen per paar, Glutz von Blotzheim & Bauer 1985).


0 - 0.1
0.1 - 0.2
0.2 - 0.3
0.3 - 0.4
0.4 - 0.5
0.5 - 0.6
0.6 - 0.7
0.7 - 0.8
Aantallen
Een schatting op basis van goede recente tellingen is amper te geven. Vermoedelijk bedraagt de stand maximaal 100.000-200.000 paren. Eerdere schattingen kwamen uit tussen 150.000-260.000 paren maar zijn eveneens niet meer dan een ruwe indicatie.
Tekst: Bennie van den Brink
Bron: SOVON Vogelonderzoek Nederland 2002, Atlas van de Nederlandse broedvogels; verspreiding, aantallen, verandering - Nederlandse Fauna 5. Naturalis, KNNV Uitgeverij & EIS-Nederland, Leiden, 576 blz., formaat: 23,5 x 30,5 cm, gebonden, full color, ISBN: 90-5011-161-0.
Broedzekerheid
Breeding evidence
Aantal blokken 1566 (94%)
mogelijk 11 (1%)
Possible
waarschijnlijk/zeker 1555 (99%)
Verandering
Change
Aantal blokken -3 (0%)
verdwenen 21
disappeared
Verschenen 18